Aantrekkelijke teksten denken aan je lezer
Verplaats je in je lezer. Hij leest je tekst niet voor zijn plezier: hij heeft informatie van jou nodig. En die krijgt hij het liefst via een directe weg. De sleutel tot zijn aandacht?
- Draai niet rond de pot. Get to the point, en snel.
- Schrijf informeel. Je lezer heeft geen zin om zich een weg te banen doorheen beleefdheidsformules of wollige taal. Schrijf zoals je spreekt, want dan voelt je lezer zich … aangesproken.
- Hou het kort. (Zo.)
Lok vragen uit waarop jij het antwoord hebt.
Lok je lezer met lekkers
Geen kat die zich in jouw tekst interesseert, als er niet wat spek bij komt kijken. Wat simpel lekkers waarmee de boodschap vlotter binnengaat. Probeer deze brokjes eens:
- Vertel een verhaal. Bombardeer je lezer niet met feiten en cijfers, maar begin met een herkenbaar scenario. Zoals ik hierboven deed met de krant. Geef toe: jij las toch ook verder?
- Denk aan de klank. Het lijkt gek voor een geschreven tekst, maar met een paar retorische technieken zindert je tekst na. Herhaling. Ritme. En waarom geen wijziging in intonatie, met een vraag bijvoorbeeld?
- Maak je lezer hongerig. Lok vragen uit waarop jij het antwoord hebt.
Omzeil tekstvalkuilen
De grootste fout die je kan maken? Lege woorden. Net zoals lege calorieën maken ze je tekst dik. Zo maak je komaf met dikkerdjes:
- Geef twijfel geen kans. “Heel wat senioren spelen waarschijnlijk wel eens bingo”. Dat klopt, maar je verkoopt er geen bingoformulieren mee. Beter? “Bingo scoort bij senioren”.
- Draai passieve werkwoordsvormen om. “Door het gebruik van passiefconstructies wordt de indruk gewekt dat de zaken ingewikkelder zijn dan ze zijn”. Las jij “passiefconstructies maken het lezen nodeloos ingewikkeld”? Of las je de zin gewoon … niet?
- Schrap onnodige adjectieven. “De zwetende, oververmoeide renner fietste moeizaam en krachteloos naar de finish.” Weg met die ballast: gebruik intensere bewoordingen voor méér resultaat met minder woorden: “De renner zwoegde naar de finish”.